Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud
}

14 Financiële positie en financiering

Financiële positie

De actuele dekkingsgraad is gedurende 2020 gedaald van 99,2% naar 92,6%. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de laatste 12 actuele dekkingsgraden op de maandeinden. De reële dekkingsgraad is ook wettelijk gedefinieerd. Dit is de verhouding tussen de beleidsdekkingsgraad en de dekkingsgraad waarbij volledig toekomstbestendig geïndexeerd zou kunnen worden.

De beleidsdekkingsgraad van 88,3% ligt onder de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,3% en onder de vereiste dekkingsgraad van 122,2%. PFZW heeft daarom zowel een dekkings- als een reservetekort. De vereiste dekkingsgraad bevat een solvabiliteitsbuffer van 22,2% om de kans om binnen een jaar in een dekkingstekort te komen, te minimaliseren.

De kritische dekkingsgraad per eind 2020 met een 12 jaar hersteltermijn is 89%. Doordat de actuele dekkingsgraad boven de kritische dekkingsgraad van 89% ligt, kan PFZW volgens het herstelplan binnen twaalf jaar herstellen tot de vereiste dekkingsgraad van 122,2%.

Dekkingsgraden

2020

2019

   

Actuele dekkingsgraad

92,6%

99,2%

Beleidsdekkingsgraad

88,3%

96,5%

Reële dekkingsgraad

72,4%

77,6%

Kritische dekkingsgraad

89%

94%

Bij het bepalen van de voorziening is gebruik gemaakt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Onderstaande tabel geeft de impact van de verschillende factoren op de ontwikkeling van de actuele dekkingsgraad weer.

 

2020

2019

   

Dekkingsgraad begin van het jaar

99,2%

97,5%

   

Impact beleggingsopbrengst:

  

◦ Rendement (exclusief rente- en inflatiemandaat)

0,4%

11,8%

◦ Rente- en inflatiemandaat

5,1%

6,5%

 

5,5%

18,3%

Impact ontwikkeling verplichtingen:

  

◦ Rentetoevoeging voorziening

0,3%

0,3%

◦ Marktwaardeverandering

(13,3%)

(17,0%)

 

(13,0%)

(16,7%)

Impact premies en uitkeringen:

  

◦ Premiebijdrage en pensioenopbouw

(0,6%)

(0,3%)

◦ Verrichten van pensioenuitkeringen

(0,1%)

0,0%

 

(0,7%)

(0,3%)

   

Impact aanpassing actuariële grondslagen

1,6%

0,4%

   

Indexering

0,0%

0,0%

   

Overige mutaties

0,0%

0,0%

   

Dekkingsgraad eind van het jaar

92,6%

99,2%

De factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van de dekkingsgraad zijn hieronder toegelicht:

  • Het totaal behaalde rendement in 2020 op de beleggingsportefeuille van PFZW is 5,6%. De reguliere beleggingen zorgen voor een positief rendement. Het behaalde rendement exclusief renteafdekking (0,6%) leidt tot een stijging van 0,4 procentpunt van de dekkingsgraad. Door het positieve rendement van de renteafdekking (5,0%) stijgt de dekkingsgraad met 5,1 procentpunt.

  • Door marktwaardeverandering in de rentetermijnstructuur daalt de dekkingsgraad met 13,3 procentpunt. Hierbij is gerekend met de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per eind december 2020.

  • Door premiebijdrage en pensioenopbouw daalt de dekkingsgraad met 0,6 procentpunt. De premiedekkingsgraad was gedurende 2020 lager dan de actuele dekkingsgraad.

  • Door aanpassing actuariële grondslagen stijgt de dekkingsgraad met 1,6 procentpunt. Dit komt vooral door de aanpassing van de sterfteprognose. De nieuwe AG-prognosetafel (AG2020) laat een minder sterke stijging van de levensverwachting zien dan eerder was voorspeld.

De ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2020 was als volgt.

Herstelplan

Omdat de beleidsdekkingsgraad van PFZW onder de vereiste dekkingsgraad ligt, heeft PFZW in 2015, conform het FTK, een herstelplan ingediend.

In 2019 is een vrijstellingsregeling gepubliceerd om onnodige pensioenkortingen in 2020 te voorkomen. Deze geldt sinds de publicatie van 24 december 2020 ook voor 2021. PFZW acht gebruik van de vrijstelling evenwichtig en doet beroep op deze vrijstelling. Dat betekent dat PFZW met een actuele dekkingsgraad boven de 90% eind 2020 vrijstelling heeft van het aantal van zes meetmomenten om te voldoen aan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) en voor het herstelplan een maximale hersteltermijn van twaalf in plaats van tien jaar geldt om boven het Vereist Eigen Vermogen (VEV) te komen.

Met behulp van de vrijstellingsregeling worden pensioenverlagingen op grond van zowel het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) als het Vereist Eigen Vermogen (VEV) in 2021 voorkomen. Volgens het herstelplan is het mogelijk om binnen de langere termijn van twaalf jaar te herstellen naar het vereist eigen vermogen van 22,2%, uitgaande van de wettelijk toegestane maximale parameters. De kritische dekkingsgraad met de langere hersteltermijn is ongeveer 89%. Eind 2020 is het zesde meetmoment dat PFZW een dekkingsgraad onder het MVEV heeft. Volgens het FTK zou PFZW de pensioenen moeten verlagen, deze verlaging wordt voorkomen door de vrijstelling.

Voor de voorziening pensioenverplichtingen in het herstelplan wordt uitgegaan van de actuariële bestandsgrondslagen en de nominale rentetermijnstructuur per balansdatum zoals die door DNB wordt gepubliceerd. Wijzigingen in de rentetermijnstructuur vanaf 1 januari 2021 zijn niet meegenomen in het herstelplan. De actuele dekkingsgraad als startpunt van het herstelplan is daarom hoger dan de actuele dekkingsgraad per 1 januari 2021, zie paragraaf Gebeurtenissen na balansdatum.

Indexering

Indexering is voorwaardelijk en wordt jaarlijks door het bestuur van PFZW vastgesteld. Er is geen recht op indexering. De indexering is afhankelijk van de financiële positie van PFZW. De beleidsdekkingsgraad eind september 2020 was 89,8%. Conform de financiële opzet en het herstelplan heeft het bestuur van PFZW besloten niet te indexeren (bij een prijsinflatie van 1,1%). 

PFZW heeft de ambitie om de pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen jaarlijks aan te passen aan de prijsinflatie. Volgens de financiële opzet financiert PFZW de indexeringsambitie deels uit de premie en deels uit rendement op beleggingen.

Gegeven de huidige financiële positie is de kans op indexering ook de komende jaren klein. Die verwachting is sterk afhankelijk van marktontwikkelingen. Volgens het FTK mag pas worden geïndexeerd bij een beleidsdekkingsgraad boven de 110%. Daarnaast moeten de buffers hoog genoeg zijn om deze indexering ook in de toekomst te kunnen blijven geven.

Waardeoverdrachten

De Pensioenwet schrijft voor dat de individuele waardeoverdrachten worden opgeschort als bij een van de betrokken pensioenuitvoerders, of beiden, sprake is van een beleidsdekkingsgraad onder de 100%. De beleidsdekkingsgraad van PFZW bevond zich tijdens 2020 onder de 100%. Daarom hebben er in 2020 geen waardeoverdrachten plaatsgevonden.

In het kader van de Wet waardeoverdracht klein pensioen heeft PFZW gekozen voor automatische uitgaande waardeoverdrachten van kleine pensioenen. Voor wat betreft de inkomende automatische waardeoverdrachten is PFZW verplicht om hieraan mee te werken. Uitgaande en inkomende waardeoverdrachten van kleine pensioenen vinden sinds 2019 plaats, ongeacht de dekkingsgraad.

Premie en toetsing aan de Pensioenwet

De feitelijke pensioenpremie voor 2020 bedraagt 23,5% over het salaris boven de franchise. Hiervan is 1,1 procentpunt bestemd als VPL-premie voor compensatie Flexpensioen. Naast de reguliere premie van 22,4% valt 0,1%-punt premie vrij uit de premiestabilisatiebestemmingsreserve. Er was in 2020 geen sprake van premiekorting.

De premie voor arbeidsongeschiktheidspensioen voor 2020 bedraagt 0,5% over salaris boven de AP-franchise.

PFZW heeft gekozen voor een premiemethodiek op basis van de gedempte premie, omdat dit een stabieler beeld geeft, en er rekening wordt gehouden met beleggingsbeleid en de ambitie. Dit is conform het FTK.

De gedempte premie wordt vastgesteld op basis van een verwacht rendement gecorrigeerd voor de ambitie van het fonds.

PFZW bekijkt vooraf of de premie over 2020 voldoende kostendekkend zal zijn op basis van de gedempte grondslagen. Achteraf wordt de kostendekkendheid op twee manieren getoetst. Op basis van de gedempte kostendekkende premie en op basis van de ongedempte kostendekkende premie. 

De ongedempte kostendekkende premie is gebaseerd op de nominale rentestand van eind 2019 (inclusief Ultimate Forward Rate) met bijbehorende yield van 1,0%. Bij de ongedempte kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met de meeropbrengst vanuit het beleggingsbeleid.

In onderstaande tabel zijn de verschillende premies uitgesplitst. Wanneer de feitelijke premie (exclusief toevoeging/onttrekking premiestabilisatiebestemmingsreserve) wordt vergeleken met de kostendekkende premies is een positief verschil te bestemmen als een opslag voor herstel van de financiële positie.

  

Gedempte

 

Ongedempte

  

kostendekkende

kostendekkende

  

premie

 

premie

Pensioenopbouw actieven

 

8,7%

 

29,0%

Premievrije pensioenopbouw AO'ers

 

0,4%

 

1,6%

Ingang Partnerpensioen op risicobasis

 

0,4%

 

0,8%

     

Totaal actuariële inkooppremie

 

9,5%

 

31,4%

     

Opslag voor vereist eigen vermogen

 

2,2%

 

7,2%

Opslag voor de uitvoeringskosten

 

0,1%

 

0,1%

Opslag bestemd voor voorwaardelijke indexering

 

3,6%

 

0,0%

     

Totale kostendekkende premie

 

15,4%

 

38,7%

     

Feitelijke pensioenpremie

 

22,4%

 

22,4%

Onttrekking aan premiestabilisatiebestemmingsreserve

 

0,1%

 

0,1%

Premieoverschot/-tekort

 

7,1%

 

(16,2%)

De feitelijke pensioenpremie (exclusief VPL-premie) van 22,4% is hoger dan de gedempte kostendekkende premie van 15,4%, ook wordt er nog 0,1% premie uit de bestemmingsreserve onttrokken. Hiermee wordt voldaan aan de eis van volgens de Pensioenwet. De ongedempte kostendekkende premie is 38,7%.