Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud
}

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn

Verklaring over de jaarrekening 2021

Ons oordeel

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening van Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn ('de stichting') een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de stichting en de groep (de stichting samen met haar groepsmaatschappijen en andere rechtspersonen waarover overheersende zeggenschap kan worden uitgevoerd) op 31 december 2021 en van het resultaat over 2021 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek ('BW').

Wat we hebben gecontroleerd

Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2021 van Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn te Utrecht gecontroleerd. De jaarrekening omvat de geconsolideerde jaarrekening en de enkelvoudige jaarrekening.

De jaarrekening bestaat uit:

  • de geconsolideerde en enkelvoudige balans per 31 december 2021;

  • de geconsolideerde en enkelvoudige staat van baten en lasten over 2021; en

  • de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en overige toelichtingen.

Het stelsel voor financiële verslaggeving dat is gebruikt voor het opmaken van de jaarrekening is Titel 9 Boek 2 BW.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de paragraaf ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’.

Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Onafhankelijkheid

Wij zijn onafhankelijk van de stichting zoals vereist in de Europese verordening betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang, de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta), de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assuranceopdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheids­regels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Onze controleaanpak

Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot de kernpunten, fraude en continuïteit, en de aangelegenheden daaruit, bepaald in de context van de controle van de jaarrekening als geheel en bij het vormen van ons oordeel hierover. De informatie ter ondersteuning van ons oordeel, zoals onze bevindingen en observaties ten aanzien van individuele kernpunten, de controleaanpak frauderisico’s en de controleaanpak continuïteit, moet in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen of conclusies.

Samenvatting en context

Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn is het pensioenfonds van de sector zorg en welzijn. In dat kader incasseert de stichting de pensioenpremies die worden afgedragen door werkgevers en werknemers. De premies worden ten behoeve van de deelnemers belegd en na pensionering verzorgt de stichting de uitkering van het ouderdomspensioen. Ook is de stichting verantwoordelijk voor de uitkering van de nabestaanden- en wezenpensioenen. Wij hebben tijdens onze controle in het bijzonder aandacht besteed aan de specifieke wet- en regelgeving voor pensioenfondsen voor zover het niet voldoen hieraan kan leiden tot een afwijking van materieel belang.

De stichting heeft de uitvoering van de pensioenadministratie, het vermogensbeheer en de financiële administratie uitbesteed aan een pensioenuitvoeringsorganisatie. De jaarrekening is onder eindverantwoordelijkheid van de stichting opgesteld op basis van de door de pensioenuitvoerings­organisatie gevoerde financiële administratie. Tijdens onze controle van de jaarrekening van de stichting hebben wij ook zelfstandig controlewerkzaamheden bij de pensioenuitvoeringsorganisatie uitgevoerd alsmede, met betrekking tot de interne beheersing, gebruikgemaakt van werkzaamheden van de accountant van de pensioenuitvoeringsorganisatie. Op basis hiervan hebben wij de reikwijdte en aanpak van de controle overwogen zoals uiteengezet in de paragraaf ‘De reikwijdte van onze controle’.

De stichting heeft de potentiële impact van klimaatverandering op haar financiële positie beoordeeld. In het bestuursverslag, in de paragraaf ‘Onze strategie’, heeft de stichting de risico’s voortkomend uit de klimaatverandering nader toegelicht. Wij hebben de risico’s die voortkomen uit klimaatverandering en de potentiële impact op de financiële positie inclusief de onderliggende assumpties en schattingen geëvalueerd met name met betrekking tot de waardering van de beleggingen. De impact van de klimaatverandering leidt niet tot een kernpunt in de controle.

Het financiële jaar 2021 kenmerkte zich, net als in 2020, door de Covid-19-pandemie en de onzekerheid over een mogelijke korting op de pensioenaanspraken. De Covid-19-pandemie heeft onverminderd significante gevolgen gehad voor de sector zorg en welzijn. Een aanzienlijk deel van de deelnemers in de zorgsector is direct geconfronteerd met de medische consequenties van Covid-19, terwijl een aantal deelnemers in de welzijnssector juist is geconfronteerd met de financiële consequenties van de overheidsmaatregelen ten aanzien van Covid-19.

De overheidsmaatregelen als gevolg van de pandemie hebben invloed gehad op de bedrijfsvoering van de stichting en haar pensioenuitvoeringsorganisatie doordat medewerkers vanuit huis moesten werken. De impact van Covid-19 op onze controle is beschreven in ‘De impact van Covid-19 op onze controle’.

In 2020 en 2021 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de vrijstellingsregeling verlengd die in 2019 is gepubliceerd om onnodige pensioenkortingen te voorkomen. De regeling geeft pensioenfondsen met een dekkingsgraad van ten minste 90% de mogelijkheid de pensioenen niet te korten. De dekkingsgraad per 31 december 2021 is hoger dan 90% en volgens het herstelplan beschikt de stichting nog over voldoende herstelpotentieel, waardoor een kortingsmaatregel niet noodzakelijk was. Het bestuur heeft op basis van deze overwegingen besloten de aanspraken niet te korten.

Daarnaast heeft het bestuur de financiële opzet van de pensioenregeling beoordeeld. Onderdeel van het herstelplan is een premieverhoging voor de komende jaren.

Als onderdeel van het ontwerpen van onze controleaanpak hebben wij de materialiteit bepaald en het risico van materiële afwijkingen in de jaarrekening geïdentificeerd en ingeschat. De hoogte van de beleidsdekkingsgraad wordt gezien als graadmeter voor de financiële soliditeit van de stichting, en aangezien de beleidsdekkingsgraad lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen hebben wij de financiële positie, het herstelplan en de toelichting hierop als kernpunt aangemerkt zoals nader beschreven in ‘De kernpunten van onze controle’.

Wij besteden daarnaast bijzondere aandacht aan die gebieden waar het bestuur belangrijke schattingen heeft gemaakt, bijvoorbeeld bij significante schattingen waarbij veronderstellingen over toekomstige gebeurtenissen worden gemaakt die inherent onzeker zijn. In paragraaf 2.1 van de jaarrekening heeft de stichting de schattingsposten en de bronnen van schattingsonzekerheid uiteengezet. Vanwege de significante schattingsonzekerheid en het gerelateerde hogere inherente risico verbonden aan zowel de waardering van beleggingen gewaardeerd op basis van subjectieve inputs en de impact hiervan op het resultaat, als aan de fondsspecifieke elementen in de waardering van de technische voorzieningen hebben wij deze aangemerkt als kernpunten zoals uiteengezet in de paragraaf ‘De kernpunten van onze controle’.

Wij hebben ervoor gezorgd dat ons team beschikte over voldoende specialistische kennis en expertise die nodig zijn voor de controle van een pensioenfonds. Wij hebben daarom deskundigen op onder meer het gebied van actuariële berekeningen, IT en de waardering van beleggingen in ons team opgenomen.

De hoofdlijnen van onze controleaanpak waren als volgt:

Materialiteit

Materialiteit: € 1,3 miljard.

Reikwijdte van de controle

De stichting heeft de uitvoering van de pensioenadministratie, het vermogensbeheer en de financiële administratie uitbesteed aan een pensioenuitvoeringsorganisatie.

 

Wij hebben bij de uitvoeringsorganisatie controlewerkzaamheden uitgevoerd en de waardering van de technische voorziening, de financiële positie, het herstelplan en de toelichting hierop gecontroleerd.

 

Wij hebben gebruikgemaakt van de door de accountant van de pensioenuitvoeringsorganisatie uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de interne beheersing (ISAE 3402-rapportages).

 

Wij hebben de controle van de waardering van de technische voorzieningen in samenwerking met de certificerend actuaris uitgevoerd conform Handreiking 1120.

Kernpunten

De financiële positie, het herstelplan en de toelichting daarop.

 

De waardering van beleggingen gebaseerd op subjectieve inputs en de impact hiervan op het resultaat.

 

De fondsspecifieke elementen in de waardering van de technische voorzieningen.

De impact van Covid-19 op onze controle

De Covid-19-pandemie stelt accountants voor uitdagingen bij het uitvoeren van hun controles. Wij hebben de controle vanuit huis uitgevoerd. Hierbij hebben wij bij alle betrokken collega’s benadrukt dat het ook in deze situatie belangrijk is om alert te blijven op de kwaliteit van de controle en de noodzaak van het verkrijgen van voldoende en geschikte controle-informatie.

In de controle hebben wij specifiek aandacht geschonken aan:

  • de impact op de interne beheersing van de stichting en de pensioenuitvoeringsorganisatie; hierbij hebben wij aandacht gehad voor de mogelijke impact van de pandemie op de interne beheersing als gevolg van het thuiswerken;

  • de eventuele impact van de economische consequenties van de Covid-19-pandemie en de overheidsmaatregelen op de waardering van met name de beleggingen gewaardeerd op basis van subjectieve inputs;

  • de vraag of de Covid-19-pandemie invloed heeft of zou kunnen hebben op de actuariële grondslagen. Hierover hebben wij ook met de certificerend actuaris gesproken.

Wij hebben hierbij geen significante bevindingen als gevolg van de Covid-19-pandemie.

Materialiteit

De reikwijdte van onze controle wordt beïnvloed door het toepassen van materialiteit. Het begrip ‘materieel’ wordt toegelicht in de paragraaf ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’.

Wij bepalen, op basis van ons professionele oordeel, kwantitatieve grenzen voor materialiteit waaronder de materialiteit voor de jaarrekening als geheel, zoals uiteengezet in onderstaande tabel. Deze grenzen, evenals de kwalitatieve overwegingen daarbij, helpen ons om de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden voor de individuele posten en toelichtingen in de jaarrekening te bepalen en om het effect van onderkende afwijkingen, zowel individueel als gezamenlijk, op de jaarrekening als geheel en op ons oordeel, te evalueren.

Materialiteit

€ 1,3 miljard (2020: € 1,4 miljard)

Reikwijdte van de controle

Wij maken gebruik van professionele oordeelsvorming bij het bepalen van de materialiteit. Als basis voor deze oordeelsvorming gebruiken wij 0,5% (2020: 0,5%) van de waarde van de technische voorzieningen per 31 december 2021. Bij het bepalen van dit percentage is rekening gehouden met de financiële positie van de stichting, waarbij de beleidsdekkingsgraad per 31 december 2021 onder het minimaal vereist eigen vermogen ligt.

Kernpunten

Wij gebruiken de waarde van de technische voorzieningen als de primaire, algemeen geaccepteerde, benchmark, op basis van onze analyse van de gemeenschappelijke informatiebehoeften van gebruikers van de jaarrekening.

Voor de gebruikers ((gewezen) deelnemers, werkgevers en de toezichthouders) van de jaarrekening van de stichting is de beleidsdekkingsgraad de belangrijkste maatstaf voor de financiële positie van de stichting en de hoogte van de door de deelnemers te verwachten uitkeringen. De beleidsdekkingsgraad wordt in belangrijke mate bepaald door de hoogte van de technische voorzieningen. Op basis daarvan zijn wij van mening dat de waarde van de technische voorzieningen een belangrijk kengetal is voor de financiële positie van de stichting.

Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen materieel zijn.

Wij zijn in overleg met de commissie integraal risicomanagement overeengekomen dat wij tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de € 65 miljoen (2020: € 50 miljoen) aan hen rapporteren evenals kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.

De reikwijdte van onze controle

De stichting heeft de uitvoering van de pensioenadministratie, het vermogensbeheer en de financiële administratie uitbesteed aan een pensioenuitvoeringsorganisatie. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk voor de aansturing van, het toezicht op en de uitvoering van de controle van de jaarrekening. Hierbij houden wij rekening met de betrokkenheid van de pensioenuitvoeringsorganisatie. In dit kader hebben wij zelfstandig controlewerkzaamheden bij de pensioenuitvoeringsorganisatie uitgevoerd en hiermee gewaarborgd dat wij voldoende controlewerkzaamheden verrichten om in staat te zijn een oordeel te geven over de jaarrekening als geheel.

Wij hebben inzicht verkregen in de interne beheersingsomgeving van de pensioenuitvoerings-organisatie. Op basis van deze kennis hebben wij de interne beheersingsmaatregelen geïdentificeerd die in het kader van onze jaarrekeningcontrole van de stichting relevant zijn. Vervolgens hebben wij van de pensioenuitvoeringsorganisatie door een onafhankelijke externe accountant gecertificeerde ISAE 3402 type-II/COS 3000-rapportages verkregen over de opzet, het bestaan en de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen bij de pensioenuitvoeringsorganisatie over de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021. Wij hebben de vakbekwaamheid en onafhankelijkheid van de certificerende accountant beoordeeld. Ook hebben wij getoetst of de standaarden die door deze accountant zijn gebruikt, adequaat zijn. Daarnaast hebben wij de rapportages gelezen en geëvalueerd.

Als onderdeel van deze evaluatie zijn wij nagegaan of de interne beheersingsmaatregelen die voor onze jaarrekeningcontrole van de stichting relevant zijn, zijn opgenomen in de rapportages. Vervolgens zijn wij nagegaan of op basis van onze professionele oordeelsvorming, de certificerend accountant toereikende werkzaamheden heeft uitgevoerd teneinde zekerheid te verkrijgen over de opzet, het bestaan en de effectieve werking van deze interne beheersingsmaatregelen. Ten slotte hebben wij de resultaten en eventuele gerapporteerde uitzonderingen geanalyseerd en meegewogen voor de impact op onze controleaanpak.

Wij hebben de certificerend actuaris instructies gestuurd op basis van Standaard 620 en NBA-handreiking 1120 ten aanzien van de actuariële certificering met betrekking tot onder andere de consistentie, prudentie en actualiteit van schattingen ten aanzien van de voorziening pensioen­verplichtingen en de financiële positie, in overeenstemming met relevante wetgeving. Wij hebben geëvalueerd of de certificerend actuaris heeft voldaan aan onze instructies. Daarnaast hebben wij de adequaatheid van zijn werkzaamheden geëvalueerd. Ook hebben wij de competentie, capaciteiten en objectiviteit van de actuaris geëvalueerd. Wij verwijzen hiervoor naar het kernpunt fondsspecifieke elementen in de waardering van de technische voorzieningen.

Door bovengenoemde werkzaamheden, gecombineerd met overige controlewerkzaamheden, zijn wij in staat geweest om voldoende en geschikte controle-informatie met betrekking tot de financiële informatie te verkrijgen als basis voor ons oordeel over de jaarrekening.

Controleaanpak frauderisico’s

Wij hebben risico’s geïdentificeerd en ingeschat op een afwijking van materieel belang op de jaarrekening die het gevolg is van fraude. Wij hebben tijdens onze controle inzicht verkregen in de entiteit en haar omgeving, de componenten van het interne beheersingssysteem, waaronder het risico-inschattingsproces en de wijze waarop het bestuur inspeelt op frauderisico’s en het interne beheersingssysteem monitort en de wijze waarop de raad van toezicht, toezicht uitoefent, alsmede de uitkomsten daarvan.

Wij verwijzen naar hoofdstuk ‘Risicomanagement’, pagina 82 van het jaarverslag, waarin het bestuur van de stichting aangeeft dat het jaarlijks een systematische integriteitsrisicoanalyse (SIRA) uitvoert. Hierbij worden ook risico’s bij de pensioenuitvoeringsorganisatie betrokken.

Wij hebben de opzet en de relevante aspecten van het interne beheersingssysteem en in het bijzonder de frauderisicoanalyse, zoals opgenomen in de SIRA, geëvalueerd evenals bijvoorbeeld de gedragscode, de klokkenluidersregeling, de incidentenregistratie en de onderzoeken door Internal Audit van de pensioenuitvoeringsorganisatie. Wij hebben de opzet en het bestaan geëvalueerd, en voor zover wij dat noodzakelijk achtten, de werking beoordeeld van de interne beheersingsmaatregelen gericht op het afdekken van frauderisico’s.

Als onderdeel van ons proces van het identificeren van frauderisico’s, hebben wij frauderisicofactoren overwogen met betrekking tot frauduleuze financiële verslaggeving, het oneigenlijk toe-eigenen van activa, en omkoping en corruptie. Wij hebben geëvalueerd of deze factoren een indicatie vormen voor de aanwezigheid van het risico op afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude.

De door ons geïdentificeerde frauderisico’s en uitgevoerde specifieke werkzaamheden zijn als volgt:

Geïdentificeerd frauderisico

Controlewerkzaamheden en observaties

Doorbreken van de interne beheersingsmaatregelen

Volgens de controlestandaarden is het risico dat het management de interne beheersingsmaatregelen doorbreekt in alle entiteiten aanwezig. Inherent bevindt het management van een entiteit zich in een unieke positie om fraude te plegen, omdat het in staat is de administratieve vastleggingen te manipuleren en frauduleuze financiële overzichten op te stellen door interne beheersingsmaatregelen te doorbreken die anderszins effectief lijken te werken.

Daarom besteden wij bij al onze controles aandacht aan het risico van het doorbreken van maatregelen van interne beheersing door het management of het bestuur in:
• journaalposten en andere aanpassingen die tijdens het opstellen van de jaarrekening zijn gemaakt;
• schattingen;
• significante transacties buiten het kader van de normale bedrijfsuitoefening.

Wij hebben de opzet en implementatie geëvalueerd van de maatregelen van interne beheersing en de werking van de maatregelen getoetst in de processen voor het genereren en verwerken van journaalposten. Daarnaast hebben wij de opzet en implementatie geëvalueerd van de maatregelen van interne beheersing en de werking van de maatregelen getoetst voor het maken van schattingen.

Daarnaast hebben wij inzicht verkregen in de ISAE 3402- en COS 3000-rapportages van de pensioenuitvoeringsorganisatie en de hierin opgenomen interne beheersingsmaatregelen ten aanzien van toegangsbeveiliging in het IT-systeem. Wij hebben de werkzaamheden die de accountant van de pensioenuitvoeringsorganisatie heeft verricht, geëvalueerd.

Wij hebben journaalposten geselecteerd op basis van risicocriteria en hierop specifieke controlewerkzaamheden verricht. Wij hebben getoetst of de journaalposten en andere aanpassingen die tijdens het opstellen van de jaarrekening zijn aangebracht aanvaardbaar zijn. Wij zijn ook alert geweest op mogelijk significante transacties buiten de normale bedrijfsvoering van de stichting of die in een ander opzicht ongebruikelijk lijken in het licht van zowel ons inzicht in de stichting en de omgeving als andere tijdens de controle verkregen informatie.

Voor de werkzaamheden ten aanzien van de belangrijkste schattingen verwijzen wij naar de kernpunten van de controle ten aanzien van de waardering van beleggingen gebaseerd op subjectieve inputs en de impact hiervan op het resultaat en fondsspecifieke elementen in de technische voorzieningen.

Onze werkzaamheden hebben niet geleid tot specifieke aanwijzingen voor fraude of vermoedens van fraude ten aanzien van het doorbreken van de interne beheersing door het bestuur.

Geïdentificeerd frauderisico

Controlewerkzaamheden en observaties

Onjuiste verantwoording van ongerealiseerde beleggingsresultaten van beleggingen gewaardeerd op basis van subjectieve inputs

Gezien de mogelijke druk die de pensioenuitvoeringsorganisatie kan ervaren bij het realiseren van de doelstelling van het behalen van voldoende rendement op het belegde vermogen, onderkenden wij een inherent risico van fraude in de opbrengstverantwoording. Dit in samenhang met de beloningsstructuur bij de pensioenuitvoeringsorganisatie geeft een frauderisico met betrekking tot de juistheid van de verantwoorde ongerealiseerde beleggingsresultaten van beleggingen gewaardeerd op basis van subjectieve inputs.

Wij hebben de opzet en implementatie geëvalueerd van de maatregelen van interne beheersing die het risico op onjuiste verantwoording van beleggingsresultaten moeten afdekken en de werking van de maatregelen getoetst in de processen voor het bepalen van de waardering van de beleggingen gewaardeerd op basis van subjectieve inputs.

Daarnaast hebben wij inzicht verkregen in de interne beheersingsmaatregelen die het frauderisico afdekken en die zijn uitgewerkt in de ISAE 3402- en COS 3000-rapportages van de pensioenuitvoeringsorganisatie en hebben wij de werkzaamheden die de accountant van de pensioenuitvoeringsorganisatie heeft uitgevoerd ten aanzien van de ISAE 3402- en COS 3000-rapportages geëvalueerd.

Wij hebben de ongerealiseerde waardeveranderingen van de beleggingen gewaardeerd op basis van subjectieve inputs gecontroleerd. Wij verwijzen voor een nadere uiteenzetting van de controle van de waardering van deze beleggingen naar het kernpunt ‘De waardering van de beleggingen gebaseerd op subjectieve inputs en de impact hiervan op het resultaat’.

Daarnaast hebben wij door middel van een totaalverbandscontrole vastgesteld dat alle ongerealiseerde beleggingsresultaten juist zijn verantwoord.

Onze werkzaamheden hebben niet geleid tot specifieke aanwijzingen voor fraude of vermoedens van fraude ten aanzien van het onjuist verantwoorden van de ongerealiseerde beleggingsresultaten door het bestuur.

In onze controle bouwen wij een element in van onvoorspelbaarheid. Ook hebben wij de uitkomst van andere controlewerkzaamheden beoordeeld en overwogen of er bevindingen zijn die aanwijzing geven voor fraude of het niet-naleven van wet- regelgeving.

Wij hebben kennisgenomen van de beschikbare informatie en om inlichtingen gevraagd bij het management en de commissie integraal risicomanagement.

Ook hebben we kennisgenomen van advocatenbrieven en correspondentie met toezichthouders en zijn tijdens de controle alert gebleven op indicaties voor signalen van fraude en hebben de uitkomst van andere controlewerkzaamheden beoordeeld en overwogen of er bevindingen zijn die aanwijzing geven voor fraude. Indien daar sprake van was, hebben wij onze evaluatie van het risico van fraude en de gevolgen daarvan voor onze controlewerkzaamheden opnieuw geëvalueerd.

Controleaanpak continuïteit

Het bestuur heeft de jaarrekening opgemaakt uitgaande van de continuïteit van het geheel van de bedrijfsactiviteiten van de stichting voor de voorzienbare toekomst. Onze werkzaamheden om de continuïteitsbeoordeling van het bestuur te evalueren omvatten onder andere het verkrijgen van controle-informatie omtrent het continuïteitsrisico en de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling bij de vaststelling van bedragen en in de financiële overzichten opgenomen toelichtingen. Op basis van de verkregen controle-informatie hebben wij vastgesteld of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten. Daarnaast hebben wij de correspondentie met relevante toezichthoudende instanties geïnspecteerd.

Pensioenfondsen zijn op grond van de wetgeving gehouden om een adequate vermogensdekking, vereist eigen vermogen, aan te houden. Het vereist eigen vermogen wordt op basis van het financieel toetsingskader bepaald. Als de dekkingsgraad van een pensioenfonds lager is dan het vereist eigen vermogen, moet een herstelplan worden opgesteld waaruit blijkt hoe het fonds het eigen vermogen op het vereiste niveau brengt. Als het fonds niet kan voldoen aan het herstel zullen aanvullende maatregelen moeten worden getroffen. Daar waar nodig zullen de rechten van de (gewezen) deelnemers moeten worden aangepast zodat weer aan het vereist eigen vermogen wordt voldaan.

Zoals opgenomen in toelichting 14 van de jaarrekening bevindt de stichting zich op balansdatum in een tekortsituatie. Op basis van het herstelplan is de verwachting van het bestuur dat de stichting over voldoende herstelpotentieel beschikt. Wij hebben kennisgenomen van het herstelplan, de correspondentie met De Nederlandsche Bank N.V. en de toelichting in de jaarrekening hierover. Voor een nadere uiteenzetting verwijzen wij naar het kernpunt ‘De financiële positie, het herstelplan en de toelichting hierop’.

Onze controlewerkzaamheden hebben geen informatie opgeleverd die strijdig is met de veronderstellingen en aannames van het bestuur over de gehanteerde continuïteitsveronderstelling.

De kernpunten van onze controle

In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens de controle van de jaarrekening. Wij hebben het bestuur en de raad van toezicht op de hoogte gebracht van de kernpunten. De kernpunten vormen geen volledige weergave van alle risico’s en punten die wij tijdens onze controle hebben geïdentificeerd en hebben besproken. Wij hebben in deze paragraaf de kernpunten beschreven met daarbij een samenvatting van de op deze punten door ons uitgevoerde werkzaamheden.

Kernpunten

Onze controlewerkzaamheden en observaties

De financiële positie, het herstelplan en de toelichting hierop
Wij verwijzen naar toelichting 14 van de jaarrekening
De dekkingsgraad van de stichting bedraagt op 31 december 2021 106,6%; het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (‘MVEV’) bedraagt 104,3% en het Vereist Eigen Vermogen (‘VEV’) bedraagt 122,2%. Hiermee bevindt de stichting zich op balansdatum in een tekortsituatie.

In 2019 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een vrijstellingsregeling gepubliceerd om onnodige pensioenkortingen te voorkomen. In december 2020 en december 2021 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de vrijstellingsregeling verlengd voor 2021 en 2022. Dat betekent dat de stichting vrijstelling heeft van het aantal van zes meetmomenten om te voldoen aan het MVEV en voor het herstelplan een maximale hersteltermijn van twaalf jaar geldt om boven het VEV te komen.

De kritische dekkingsgraad op basis van een hersteltermijn van 10 jaar bedraagt 97%. Dit betekent dat de stichting eind 2021 binnen de gestelde termijn aan de VEV-vereisten kan voldoen. Het bestuur heeft geconcludeerd dat een kortingsmaatregel eind 2021 niet noodzakelijk was. In maart 2022 heeft het bestuur een geactualiseerd herstelplan ingediend bij DNB.

De hoogte van de beleidsdekkingsgraad wordt gezien als graadmeter voor de financiële soliditeit van het pensioenfonds. Wij hebben de financiële positie, het herstelplan en de toelichting hierop, aangezien de (beleids)dekkingsgraad onder het MVEV ligt, aangemerkt als kernpunt, vanwege het belang hiervan voor de deelnemers in relatie tot een mogelijke korting op de pensioenaanspraken.

Systeemgerichte werkzaamheden
Wij hebben door middel van de ISAE 3402- en COS 3000-rapportages van de pensioenuitvoeringsorganisatie assurance verkregen omtrent de opzet, het bestaan en de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen ten aanzien van de bepaling van de (beleids)dekkingsgraad, het VEV en het MVEV. De rapportages zijn voorzien van een goedkeurend assurancerapport. Wij hebben, in het kader van onze controle, zoals ook verwoord onder de sectie ‘reikwijdte van de controle’, op deze interne beheersingsmaatregelen gesteund.

Gegevensgerichte werkzaamheden
Wij hebben de financiële positie en de waardering van de technische voorzieningen tijdens onze controle geëvalueerd, waarbij wij zijn ondersteund door een eigen actuarieel expert.

Daarnaast hebben wij – ondersteund door onze actuariële expert– kennisgenomen van het door DNB goedgekeurde herstelplan 2021 en 2022. Wij zijn nagegaan of de belangrijkste elementen uit het herstelplan 2021 en 2022 in het verslag van het bestuur en de jaarrekening zijn toegelicht.

De certificerend actuaris heeft de berekening en waardering van de dekkingsgraad en het VEV en MVEV getoetst aan de hand van fondsspecifieke karakteristieken en hieruit blijken geen materiële bevindingen. De door de certificerend actuaris gehanteerde basisgegevens hebben wij aangesloten op de basisgegevens die bekend zijn vanuit de controle bij de pensioenuitvoeringsorganisatie.

Wij hebben kennisgenomen van de toelichtingen op de financiële positie en het herstelplan per 31 december 2021 en deze getoetst aan de (toelichtings)vereisten uit de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving.

Wij hebben bij de uitvoering van bovenstaande werkzaamheden geen materiële bevindingen geconstateerd.

Kernpunten

Onze controlewerkzaamheden en observaties

De waardering van beleggingen gewaardeerd op basis van subjectieve inputs en de impact hiervan op het resultaat
Wij verwijzen naar toelichting 3 van de jaarrekening
Een deel van de beleggingen van de stichting is gewaardeerd op basis van subjectieve inputs. Voor de waardering van deze beleggingen worden waarderingsmodellen gebruikt. Zoals toegelicht in toelichting 3.7 betreft dit beleggingen met een waarde van € 33.748 miljoen (2020: € 25.476 miljoen).

De stichting heeft met de pensioenuitvoeringsorganisatie afspraken gemaakt over de waardering van beleggingen, die zijn vastgelegd in een waarderingshandboek. In de in de jaarrekening opgenomen grondslagen voor waardering en resultaatbepaling, en in de toelichting op de marktwaarde van de beleggingen, geeft de stichting inzicht in de gehanteerde waarderingsgrondslagen. Voor de directe infrastructuur¬portefeuille geldt dat de gehanteerde waarderingsmodellen jaarlijks worden gevalideerd door een externe deskundige. Voor de credit risk sharing-portefeuille geldt dat het gehanteerde waarderingsmodel minimaal eens per vijf jaar wordt gevalideerd door een externe deskundige en dat tussentijdse wijzigingen door de tweede lijn van de pensioenuitvoeringsorganisatie worden beoordeeld. De gebruikte methoden om de waarde te bepalen zijn subjectief, waardoor de geschatte waarde kan afwijken van de waarde die gerealiseerd zou zijn als de desbetreffende belegging verkocht zou zijn. Wanneer geen schatting beschikbaar is, wordt de waarde van een belegging gebaseerd op de meest recente waardering waarbij aanpassingen worden overwogen. Gezien de inherente onzekerheid van schattingen op basis van subjectieve inputs en de omvang van de schattingspost hebben wij dat als kernpunt van onze controle aangemerkt.

Systeemgerichte werkzaamheden
Wij hebben door middel van de ISAE 3402- en COS 3000-rapportage van de pensioenuitvoeringsorganisatie assurance verkregen omtrent de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersingsmaatregelen ten aanzien van de waardering van beleggingen gewaardeerd op basis van subjectieve inputs. De rapportage is voorzien van een goedkeurend assurancerapport. Wij hebben, zoals ook verwoord in de sectie ‘reikwijdte van de controle’, gesteund op deze interne beheersingsmaatregelen.

Gegevensgerichte werkzaamheden
Als onderdeel van de controle hebben wij bij de pensioenuitvoeringsorganisatie de volgende gegevensgerichte werkzaamheden verricht:
• evaluatie van het gehanteerde waarderingshandboek aan de hand van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving;
• controle van de waardering van de fondsbeleggingen aan de hand van gecontroleerde jaarrekeningen; en waar deze niet voorhanden waren een evaluatie van de waarderingsinformatie die op dat moment aanwezig is – om de betrouwbaarheid van het schattingsproces te toetsen is een evaluatie van deze waarderingsinformatie uitgevoerd op basis van nagekomen jaarrekeningen;
• controle van de redelijkheid van de bij de toepassing van waarderingsmodellen gehanteerde uitgangspunten aan de hand van externe bronnen;
• bespreken van het toepassen van de mogelijke impact van de klimaatrisico’s in de gebruikte waarderingsmodellen;
• evaluatie van de competentie, deskundigheid en objectiviteit van de externe deskundige;
• evaluatie van de gebruikte waarderingsmodellen door onze waarderingsdeskundige.

Wij hebben naar aanleiding van onze controle en de uitkomsten daarvan, deze schattingspost beoordeeld op aanwijzingen van tendenties die mogelijk een risico vormen op een afwijking van materieel belang die het gevolg is van fraude.

Wij hebben geen dergelijke aanwijzingen geïdentificeerd.

Wij hebben kennisgenomen van de toelichtingen op de waardering van de beleggingen en deze getoetst aan de (toelichtings)vereisten uit de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving.

Bij de uitvoering van de bovenstaande werkzaamheden hebben wij geen materiële bevindingen geconstateerd en wij vinden de schatting en de toelichtingen daarop redelijk in de context van de jaarrekening.

Kernpunten

Onze controlewerkzaamheden en observaties

De fondsspecifieke elementen in de waardering van de technische voorzieningen
Wij verwijzen naar toelichting 9 van de jaarrekening
De actuariële waarderingsgrondslagen van de stichting bestaan voor een deel uit algemeen aanvaarde actuariële veronderstellingen, zoals de prognosetafel AG 2020 en de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Een ander deel van de grondslagen is fondsspecifiek, en wordt door het bestuur vastgesteld op basis van fondsspecifiek onderzoek.

Zoals toegelicht in toelichting 2.1 en 25.5 van de jaarrekening heeft in 2021 een schattingswijziging plaatsgevonden. Volledige actualisering van de fondsspecifieke grondslagen vindt eens in de drie jaar plaats; dit is in 2019 voor het laatst gebeurd. In 2021 zijn, op basis van een beperkt grondslagenonderzoek, de actuariële grondslagen voor de loonontwikkeling en de prijsinflatie en de grondslag voor de franchises herijkt. Dit heeft geresulteerd in een last van € 80 miljoen, respectievelijk een bate van € 94 miljoen. Dit is als schattingswijziging in de jaarrekening verwerkt.

Daarnaast heeft het AG in 2021 onderzocht of de huidige prognosetafel AG 2020 aangepast of geactualiseerd moet worden naar aanleiding van Covid-19. Het AG heeft geconcludeerd hiertoe geen aanleiding te zien. Dit is adequaat toegelicht in de jaarrekening.

De gebruikte methoden om de fondsspecifieke grondslagen van de technische voorzieningen te bepalen zijn subjectief, waardoor de daadwerkelijke technische voorzieningen kunnen afwijken. De waardering van de technische voorzieningen geschiedt op basis van algemeen aanvaarde actuariële veronderstellingen waar weinig subjectiviteit en schatting van het bestuur in zit, met uitzondering van de fondsspecifieke uitgangspunten die door het bestuur worden ingeschat en bepaald. Gezien de inherente onzekerheid van deze schattingen en de omvang van de schattingspost hebben wij dat als kernpunt van onze controle aangemerkt.

Systeemgerichte werkzaamheden
Wij hebben door middel van de ISAE 3402- en COS 3000-rapportage van de pensioenuitvoeringsorganisatie assurance verkregen omtrent de opzet, het bestaan en de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen ten aanzien van de waardering van de technische voorzieningen. De rapportage is voorzien van een goedkeurend assurancerapport. Wij hebben, zoals ook verwoord in de sectie ‘reikwijdte van de controle’, gesteund op deze interne beheersingsmaatregelen.

Gegevensgerichte werkzaamheden
Wij hebben de volgende werkzaamheden uitgevoerd, waarbij wij zijn ondersteund door een eigen actuarieel expert:
• evaluatie van de gehanteerde actuariële grondslagen aan de hand van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving;
• evaluatie van het beperkte (fondsspecifieke) grondslagenonderzoek 2021, en bespreking van dit onderzoek met het bestuursbureau en de certificerend actuaris; en
• evaluatie van de uitkomsten van de actuariële analyse over 2021 waaronder de fondsspecifieke grondslagen, en bespreking van deze analyse met het bestuursbureau en de certificerend actuaris.

In het kader van onze verantwoordelijkheid als accountant van de stichting hebben wij de certificerend actuaris instructies gestuurd. De certificerend actuaris heeft bij de technische voorzieningen mede aan de hand van de administratieve basisgegevens (‘pensioenaanspraken’) een actuariële verklaring afgegeven. Waarbij een belangrijk deel van de bepaling van de technische voorziening is gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële veronderstellingen Wij hebben kennisgenomen van het certificeringsrapport en de afgegeven actuariële verklaring, en dit met de certificerend actuaris besproken. Hierbij is specifiek aandacht geschonken aan de fondsspecifieke grondslagen. De certificerend actuaris heeft in zijn verklaring aangegeven dat de stichting voldoet aan de relevante artikelen van de Pensioenwet met uitzondering van zijn constatering dat het eigen vermogen op balansdatum lager is dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.

Wij hebben naar aanleiding van onze controle en de uitkomsten daarvan, deze schattingspost beoordeeld op aanwijzingen van tendenties die mogelijk een risico vormen op een afwijking van materieel belang die het gevolg is van fraude.

Wij hebben dergelijke aanwijzingen niet geïdentificeerd. Wij hebben kennisgenomen van de toelichtingen op de technische voorzieningen en deze getoetst aan de (toelichtings)vereisten uit de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving.

Bij de uitvoering van de bovenstaande werkzaamheden hebben wij geen materiële bevindingen geconstateerd en wij vinden de schatting en de toelichtingen daarop redelijk in de context van de jaarrekening.

Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie

Het jaarverslag omvat ook andere informatie. Dat betreft alle informatie in het jaarverslag anders dan de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij.

Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:

  • met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat;

  • alle informatie bevat die op grond van Titel 9 Boek 2 BW is vereist.

Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de jaarrekeningcontrole of anderszins, overwogen of de andere informatie materiële afwijkingen bevat.

Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in Titel 9 Boek 2 BW en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening.

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder het verslag van het bestuur en de overige gegevens in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.

Verklaring betreffende de overige door wet- en regelgeving gestelde vereisten

Onze benoeming

Wij zijn op 11 oktober 2019 door het bestuur benoemd als externe accountant van Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Wij zijn nu voor een onafgebroken periode van twee jaar accountant van de stichting.

Geen verboden diensten

Wij hebben, naar ons beste weten en overtuiging, geen verboden diensten geleverd, als bedoeld in artikel 5, lid 1 van de Europese verordening betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang.

Geleverde diensten

De diensten die wij, in aanvulling op de controle van de jaarrekening, hebben geleverd aan de stichting en haar groepsmaatschappijen en andere rechtspersonen waarover overheersende zeggenschap kan worden uitgeoefend, in de periode waarop onze wettelijke controle betrekking heeft, zijn toegelicht in paragraaf 18 van de toelichting van de jaarrekening.

Verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening en de accountantscontrole

Verantwoordelijkheden van het bestuur en de organen belast met governance voor de jaarrekening

Het bestuur is verantwoordelijk voor:

  • het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW; en voor

  • een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.

Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van het genoemde verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de stichting te liquideren of de bedrijfsactiviteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar bedrijfsactiviteiten kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening.

Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

Onze doelstellingen zijn een redelijke mate van zekerheid te verkrijgen over de vraag of de jaarrekening als geheel geen afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of van fouten en een controleverklaring uit te brengen waarin ons oordeel is opgenomen. Een redelijke mate van zekerheid is een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle afwijkingen van materieel belang ontdekken.

Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.

Een meer gedetailleerde beschrijving van onze verantwoordelijkheden is opgenomen in de bijlage bij onze controleverklaring.

Rotterdam, 21 april 2022
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.

Origineel getekend door drs. F.J. van Groenestein RA

Bijlage bij onze controleverklaring over de jaarrekening 2021 van Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn

In aanvulling op wat is vermeld in onze controleverklaring hebben wij in deze bijlage onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening nader uiteengezet en toegelicht wat een controle inhoudt.

De verantwoordelijkheden van de accountant voor de controle van de jaarrekening

Wij hebben deze accountantscontrole professioneel-kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:

  • Het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing.

  • Het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting.

  • Het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan.

  • Het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Ook op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat een organisatie haar continuïteit niet langer kan handhaven.

  • Het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen en het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen

Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk voor de aansturing van, het toezicht op en de uitvoering van de controle. In dit kader hebben wij de aard en omvang van de uit te voeren werkzaamheden bepaald om te waarborgen dat we voldoende controlewerkzaamheden verrichten om in staat te zijn een oordeel te geven over de jaarrekening als geheel. Bepalend hierbij zijn de structuur van de stichting, de omvang en/of het risicoprofiel van de activiteiten, de bedrijfsprocessen en interne beheersingsmaatregelen en de bedrijfstak waarin de stichting opereert.

Wij communiceren met de organen belast met governance onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing. In dit kader geven wij ook een verklaring aan de commissie integraal risicomanagement op grond van artikel 11 van de Europese verordening betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang. De in die aanvullende verklaring verstrekte informatie is consistent met ons oordeel in deze controleverklaring.

Wij bevestigen aan de organen belast met governance dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met hen over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen die zijn getroffen om de geïdentificeerde bedreigingen weg te nemen en onze onafhankelijkheid te waarborgen.

Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening vanuit alle zaken die wij met de organen belast met governance hebben besproken. Wij beschrijven deze zaken in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang is van het maatschappelijk verkeer.