Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud
}

Financiële situatie

De actuele dekkingsgraad, de verhouding tussen het vermogen en de waarde van de pensioenverplichtingen, steeg in 2022 van 106,6% naar 108,7%. Dit is inclusief de verleende indexaties. De beleidsdekkingsgraad, het gemiddelde van de actuele dekkingsgraden van de laatste twaalf maanden, steeg van 99,7% naar 111,5%. Voldoende hoog om de pensioenen gedeeltelijk mee te laten stijgen met de prijzen.

Pensioendriehoek

Het bestuur heeft in de eerste helft van 2022 opnieuw getoetst of de huidige financiële opzet evenwichtig is. Daarbij is terug- en vooruitgekeken naar de huidige regeling en de verwachte richting van de nieuwe pensioenregeling. De geactualiseerde toets leidt net als vorig jaar niet tot andere evenwichtigheidsafwegingen ten aanzien van de inzet van beleidsinstrumenten.

Wat betreft de inzet van beleidsinstrumenten streeft het bestuur er naar om:

  • de premie, opbouw en risicodekkingen de komende jaren op hetzelfde niveau te laten, maar zal dit jaar op jaar bezien; 

  • verlagingen te voorkomen die in het licht van het nieuwe contract onnodig zijn, dan wel onevenwichtigheid bij het invaren te voorkomen.

  • te onderzoeken hoe de aanvullende indexatieruimte vanaf 105% evenwichtig kan worden gebruikt.

Indexeren doen we weloverwogen. Bij indexeren maken we een evenwichtige belangenafweging, zowel de belangen van jong als oud worden hierin meegenomen. PFZW belegt voor rendement op de lange termijn, we kijken daarom niet alleen naar vandaag of morgen maar ook jaren vooruit. We willen hierbij de kans op pensioenverlaging zo klein mogelijk houden. Zeker gezien de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel en de grote onzekerheid omtrent de economische verwachtingen. Voor de komende jaren betekent dit dat stabiliteit in de uitkeringen en premies het uitgangspunt blijft.

Ontwikkeling dekkingsgraad

De actuele dekkingsgraad is de verhouding tussen het vermogen en de waarde van de pensioenverplichtingen. In 2022 is de actuele dekkingsgraad gestegen van 106,6% naar 108,7%.

In de financiële spelregels (FTK) is de beleidsdekkingsgraad een belangrijke waarde in de sturing van het fonds. Deze is bijvoorbeeld bepalend voor het wel of niet mogen indexeren van de pensioenen. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de actuele dekkingsgraden van de laatste twaalf maandeinden. Eind 2022 was de beleidsdekkingsgraad 111,5% (2021: 99,7%).

De kritische dekkingsgraad per eind 2022 met een tien jaar hersteltermijn is 104%. Doordat de actuele dekkingsgraad boven de kritische dekkingsgraad van 104% ligt, kan PFZW volgens het herstelplan binnen tien jaar herstellen tot de vereiste dekkingsgraad van 125,4%. Per eind 2022 ligt de beleidsdekkingsgraad (111,5%) boven de minimaal vereiste dekkingsgraad (104,4%). Hiermee is een verlaging op grond van de minimaal vereiste dekkingsgraad de komende jaren niet meer aan de orde.

De reële dekkingsgraad steeg in 2022 van 80,7% naar 84,5%. De reële dekkingsgraad is de dekkingsgraad die rekening houdt met toekomstige prijsinflatie. Deze dekkingsgraad geeft in zekere mate aan of we naar verwachting in de toekomst de pensioenen kunnen indexeren.

De onderstaande tabel geeft de impact van verschillende factoren op de ontwikkeling van de actuele dekkingsgraad in 2022 weer. Deze factoren zijn verder toegelicht in Noot 14 van de jaarrekening. 

 

2022

2021

   

Dekkingsgraad per 1 januari

106,6%

92,6%

   

Impact beleggingsopbrengst:

  

- Rendement (exclusief rente- en inflatiemandaat)

(6,4%)

12,3%

- Rente- en inflatiemandaat

(17,6%)

(4,6%)

 

(24,0%)

7,7%

Impact ontwikkeling verplichtingen:

  

- Rentetoevoeging voorziening

0,4%

0,5%

- Marktwaarde verandering

41,1%

7,2%

 

41,5%

7,7%

Impact premies en uitkeringen:

  

- Premiebijdrage en pensioenopbouw

(3,0%)

(1,6%)

- Verrichten van pensioenuitkeringen

0,6%

0,1%

 

(2,4%)

(1,5%)

   

Impact aanpassing actuariële grondslagen

(2,3%)

0,0%

Indexering

(10,8%)

0,0%

Overige mutaties

0,1%

0,1%

   

Dekkingsgraad per 31 december

108,7%

106,6%

Premie 2022

In 2022 was de pensioenpremie voor de collectieve pensioenregeling 25,8% van het salaris boven de franchise. Met de verhoging van 25,0% naar 25,8% kan PFZW de in 2022 doorgevoerde verbetering van het partnerpensioen financieren. Jaarlijks bekijken we achteraf of de pensioenpremie volgens de Pensioenwet voldoende was. De premie moet hoger zijn dan de kostendekkende premie. Dat kan op twee manieren:

  • gedempt: op basis van het verwacht rendement, gecorrigeerd voor de verwachte prijsinflatie

  • ongedempt: op basis van de nominale rente op 31 december 2021

PFZW toetst of de premie kostendekkend is op basis van de gedempte premie, omdat die meer stabiliteit geeft. De gedempte kostendekkende premie over 2022 was 23,2%. De ongedempte kostendekkende premie bedroeg 43,8%.  In 2022 was de pensioenpremie hoger dan de gedempte premie. Hiermee voldoen we aan de eisen van de Pensioenwet.

 

Gedempte kostendekkende premie

Ongedempte kostendekkende premie

   

Pensioenopbouw actieven

12,6%

33,4%

Premievrije pensioenopbouw AO-ers

0,6%

1,7%

Ingang Partnerpensioen op risicobasis

0,5%

0,7%

Totaal actuariële inkooppremie

13,7%

35,8%

   

Opslag voor vereist eigen vermogen

3,0%

7,9%

Opslag voor de uitvoeringskosten

0,1%

0,1%

Opslag bestemd voor voorwaardelijke indexering

6,4%

0,0%

   

Totale kostendekkende premie

23,2%

43,8%

   

Feitelijke pensioenpremie

25,8%

25,8%

Premieoverschot/-tekort

2,6%

(18,0%)

Per eind 2022 is de premiedekkingsgraad 71,9% en is daarmee lager dan de actuele dekkingsgraad (108,7%). Dit betekende dat de inkoop van pensioenrechten heeft gezorgd voor een daling van de dekkingsgraad. Sinds 2016 ligt de premiedekkingsgraad onder de actuele dekkingsgraad. De verwachte premiedekkingsgraad voor 2023 is 113%. De premiedekkingsgraad is in tegenstelling tot de andere dekkingsgraden geen maat voor de financiële positie van het fonds, maar voor de toereikendheid van de financiering.

Haalbaarheidstoets

De haalbaarheidstoets laat zien in welke mate en hoe PFZW zijn ambitie in het huidige FTK kan realiseren en in hoeverre pensioenresultaten kunnen tegenvallen in slechte scenario’s. Voor de haalbaarheidstoets formuleerde het bestuur een risicohouding, waarin de grenzen zijn aangegeven voor het pensioenresultaat. Het pensioenresultaat is de mate waarin PFZW naar verwachting een waardevast pensioen kan uitkeren. In de haalbaarheidstoets is het onze ambitie om de komende 60 jaar ten minste een pensioenresultaat van 90% van een volledig met prijsinflatie geïndexeerd pensioen te behalen. Dit wordt jaarlijks getoetst, waarbij ook wordt bezien of het pensioenresultaat in een slechtweerscenario hierbij niet te ver achterblijft.

De economische aannames (uniforme scenarioset) waarmee de haalbaarheidstoets wordt uitgevoerd zijn door DNB fors aangepast, zoals ook geadviseerd door de Commissie Parameters. Voornamelijk als gevolg van de nieuwe economische aannames voldoet PFZW in 2022 (net als in 2021) niet meer aan de eigen vastgestelde grenzen. Het verwachte pensioenresultaat ligt boven de ondergrens van 90%, maar de afwijking in een slechtweerscenario is net iets groter dan afgesproken. In de Evaluatie Financiële Opzet 2022 heeft PFZW mogelijke ingrepen in het beleid bezien aan de hand van de eigen risicohouding. Het bestuur heeft geconcludeerd dat de huidige financiële opzet evenwichtig is, zeker gezien de beperkte periode tot het nieuwe pensioenstel. PFZW heeft daarom na overleg met zijn sociale partners besloten de afwijking van de eigen grens van de haalbaarheidstoets te accepteren en de financiële opzet niet te wijzigen.

Indexatie

PFZW heeft in 2022 tweemaal besloten om de pensioenen te verhogen: met 2,7% per 1 oktober 2022 en 6,0% per 1 januari 2023. Voor beide indexeringen heeft PFZW gebruik gemaakt van de soepelere indexatieregels op basis van de algemene maatregel van bestuur van 7 juni 2022, in verband met het later in werking treden van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) waaronder het transitie-FTK. Op basis van het reguliere beleid (FTK) was geen indexering mogelijk. PFZW voldeed aan de voorwaarden om gebruik te maken van de soepelere indexatieregels. Dit betreft de onderstaande criteria:

  • Het fonds gaat naar verwachting over tot invaren van de pensioenen in het nieuwe contract na de voorgenomen stelselwijziging uit de Wet toekomst pensioenen. 

  • De pensioenen mochten enkel verhoogd worden bij een beleidsdekkingsgraad boven de 105%. 

  • De actuele dekkingsgraad moest na de verhoging boven de 105% liggen. 

  • Het fonds heeft onderbouwd waarom de toeslagverlening plaatsvindt vanuit het belang van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden. 

Op 3 mei 2022 hebben de sociale partners de intentie tot invaren uitgesproken. PFZW heeft besloten de pensioenen te verhogen op basis van de financiële situatie op de peildatums 31 mei 2022 en 30 september 2022. Voor beide verhogingen heeft PFZW de evenwichtigheid van het besluit afgewogen. Een belangrijke afweging is dat met name voor de gepensioneerden de indexatieachterstand de afgelopen jaren is opgelopen, daartegenover staat echter dat de jongeren nu meer premie betalen voor een naar verwachting lager pensioen. PFZW acht het streven naar koopkrachtcompensatie een belangrijk startpunt, zeker gezien de uitzonderlijk hoge inflatie in 2022. Streven naar koopkrachtcompensatie  is in het belang van alle deelnemers en om bij te dragen aan het vertrouwen in PFZW en het pensioenstelsel. Daarnaast wil het bestuur een marge hebben om onzekerheden op te vangen. Op basis hiervan heeft PFZW besloten om de pensioenen wel te verhogen, maar niet met de maximale ruimte die de versoepelde regelgeving bood.

Per 1 oktober 2022 zijn de dan opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten geïndexeerd met 2,7% en per 1 januari 2023 geïndexeerd met 6,0%. De prijsinflatie over 2022 (van 30 september 2021 tot 30 september 2022) bedroeg 14,5%, waardoor de maximale gemiste indexering in 2022 verder is toegenomen tot 33,4%. De maximale achterstand is opgebouwd vanaf 2006 en geldt zodoende alleen voor pensioen dat voor 2006 is opgebouwd. Voor pensioen dat vanaf 2006 is opgebouwd, geldt een lagere (cumulatieve) achterstand. 

Herstelplan

Aangezien de beleidsdekkingsgraad van PFZW sinds 2015 onder de vereiste dekkingsgraad ligt, heeft PFZW een herstelplan bij DNB moeten indienen. Dit herstelplan wordt jaarlijks geactualiseerd, waarbij wordt getoetst dat binnen tien jaar de beleidsdekkingsgraad weer boven de vereiste dekkingsgraad komt. In het herstelplan moet het fonds aantonen dat binnen de wettelijke hersteltermijn naar verwachting de vereiste beleidsdekkingsgraad wordt bereikt. Per eind 2022 bedroeg de vereiste dekkingsgraad 125,4%.

Het herstel naar de grens van het vereiste eigen vermogen wordt naar verwachting binnen tien jaar gerealiseerd bij het toepassen van de wettelijke maximale rendementen. Het pensioenfonds hoeft dus geen pensioenverlagingen door te voeren op grond van het herstelplan. De kritische dekkingsgraad op basis van een hersteltermijn van tien jaar bedraagt 104%.

Voor de voorziening pensioenverplichtingen in het herstelplan wordt uitgegaan van de actuariële bestandsgrondslagen en de nominale rentetermijnstructuur per 31 december 2022 zoals die door DNB wordt gepubliceerd. De wijziging in de rentetermijnstructuur per 1 januari 2023 en de wijzigingen in wettelijke parameters per 1 juli 2023 zijn zoals voorgeschreven niet meegenomen in het herstelplan. De actuele dekkingsgraad als startpunt van het herstelplan is daarom hoger dan de actuele dekkingsgraad per 1 januari 2023.

Samenvatting certificeringsrapport boekjaar 2022 waarmerkend actuaris

Jaarlijks stelt de waarmerkend actuaris van Pensioenfonds Zorg en Welzijn een rapport op, dat is bedoeld om inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van de financiële positie van het pensioenfonds gedurende het boekjaar en in het bijzonder in de financiële positie van het pensioenfonds op de balansdatum.

De werkzaamheden van de waarmerkend actuaris bestaan met name uit de beoordeling of is voldaan aan de vereisten in de Pensioenwet. Als onderdeel hiervan toetst de actuaris of de technische voorzieningen, als geheel bezien, toereikend zijn vastgesteld en of de hierbij gehanteerde grondslagen prudent zijn. Naar het oordeel van de actuaris is dat per 31 december 2022 het geval.

Met betrekking tot de premie heeft de waarmerkend actuaris vastgesteld dat de in boekjaar 2022 ontvangen totale premiebijdrage hoger was dan de gedempte premie. De premie voldeed daarmee aan de wettelijke eisen van kostendekkendheid. Er is in het boekjaar geen sprake geweest van een premiekorting of -terugstorting.

De actuaris heeft in voorgaande jaren opmerkingen gemaakt over de houdbaarheid van de financiële opzet. In 2023 is de premiedekkingsgraad ten gevolge van de rentestijging veel hoger. Bij de premiedekkingsgraad 2023 hoeft volgens de actuaris een dergelijke opmerking niet aan de orde te zijn, maar blijft het onverminderd van belang dat een integrale evenwichtige afweging van de financiële opzet bij de invulling van het transitie-FTK (waaronder ook de premiedekkingsgraad) en het nieuwe pensioencontract door het bestuur de hoogste aandacht heeft.

Het fonds heeft in 2022 gebruik gemaakt van de versoepelde toeslagregels. Hierdoor kon per 1 oktober 2022 een toeslag van 2,7% en per 1 januari 2023 een toeslag van 6,0% worden verleend. De actuaris heeft geconstateerd dat is voldaan aan de gestelde voorwaarden om van deze versoepelde regels gebruik te maken.

Daarnaast toetst de actuaris of het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen correct zijn bepaald en hoe het eigen vermogen van het pensioenfonds zich hiertoe verhoudt. De actuele dekkingsgraad van het pensioenfonds is met 2,1% toegenomen tot 108,7%, na toeslagverlening. De beleidsdekkingsgraad (de gemiddelde dekkingsgraad over de afgelopen 12 maanden) is eveneens toegenomen van 99,7% tot 111,5%.

De beleidsdekkingsgraad is daarmee hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Omdat de beleidsdekkingsgraad wel lager is dan de vereiste dekkingsgraad heeft het pensioenfonds in 2023 een actualisatie van het herstelplan gemaakt. Hieruit blijkt dat het pensioenfonds naar verwachting binnen de wettelijke termijn van tien jaar herstelt tot de vereiste dekkingsgraad.

De actuaris concludeert dat het beleggingsbeleid van het pensioenfonds conform de prudent-person regel is vormgegeven.

Oordeel waarmerkend actuaris

In de actuariële verklaring over boekjaar 2022 heeft de actuaris verklaard dat naar zijn overtuiging is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 (vereist eigen vermogen). Omdat het eigen vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen kwalificeert de actuaris de vermogenspositie als niet voldoende.